Blog 5
Het is een bijzondere tijd van het jaar, de periode van Kerst en Oud&Nieuw. Ook in de groep vierden we dit natuurlijk. Hoewel je zou verwachten dat het gezellig en sfeervol zou zijn, voelde het voor mij heel gemengd aan. Maanden vooraf al was ik bezig met hoe ik het mijn ouders zou vertellen dat ik dit jaar weer niet aanwezig zou zijn met Kerst of misschien maar een uurtje in de ochtend, want ik vierde Kerst met de groep. Ik durfde het niet bij mijn familie te vieren uit angst voor wat René hiervan zou vinden. De meest getrouwen aan René gingen namelijk helemaal niet naar hun familie met Kerst en het werd ook als zwakheid bestempeld en slechte beïnvloeding als je langdurig bij je familie zou zijn. Ik wrong me in allerlei bochten om toch éven bij mijn ouders te zijn met Kerst om daarna zonder schuldgevoel, bij de groep te kunnen zijn. Het leidde tot veel onbegrip en ik heb het gevoel dat ze ook nooit echt geloofd hebben dat ik het alleen maar met de vrienden wilde vieren. Ze gingen er niet tegen in, legden zich erbij neer. Dit schuldgevoel, wat ik elk jaar weer had, droeg ik zelfs tot lang na mijn vertrek uit de groep mee. Alsof ik de familiaire gezelligheid met Kerst kapot gemaakt had.
Gelukkig zien de feestdagen er nu weer anders uit, niet als vroeger natuurlijk, maar gelukkig staan we weer open naar elkaar en kunnen we met Kerst samenzijn.
Dit was een inleiding die betrekking heeft op deze tijd van het jaar. Ik kan er veel meer over vertellen maar dat doe ik nu niet. Ik ga je het vervolg beschrijven van blog 4.
“Doe het maar met mij”, zei René. Ik zei: “Wàt?!”. “Ja, doe het maar met mij.”
Ik wist niet wat ik hoorde. Maanden nadat René ervoor had gezorgd dat de relatie tussen Joris en mij kapot gegaan was en ik in de tussentijd mijn uiterste best gedaan had om weer te deugen in de ogen van René, kwam hij naar mij toe. Ik was even in de schuur om iets uit de diepvries te halen voor het avondeten. We stonden achter zijn auto waar niemand ons kon zien.
“Maar je hebt toch een relatie met Mieke? Waarom wil je dan iets met mij?”, vroeg ik. René zei: “Mijn relatie met Mieke is platonisch. Wij wonen samen omdat ik haar moet beschermen tegen familie die haar wil vermoorden. Jou wil ik helpen genezen van je probleem. Je ziet toch zelf ook wel dat het anders niks wordt met jou? Ik kan een zuiver meisje van je maken.” Hoewel ik het idee belachelijk en verwerpelijk vond voelde ik ook diep van binnen een soort opluchting, omdat hij me weer wilde helpen. Ik zat al deze maanden zo diep in de stront en kon amper ademhalen van de spanning en angst die ik had voor reprimandes over wat Joris en ik gedaan hadden. Ik was bang voor René en tegelijkertijd had ik een soort gevoel van ontzag voor hem en zeker op de momenten dat hij je op wat voor manier dan ook wilde helpen voelde je je gezien, bijna uitverkoren. Dus zo ook op dit moment. Ik werd verlegen en een klein beetje blij vanbinnen…zou al deze ellende dan weer voorbij zijn…? Ik hoopte het vurig. Ik aarzelde maar zei: “Uhm, uh, ja als jij het zo wil en denkt dat het dan goedkomt met mij.” “Goed”, zei hij, “dan gaan we dat zo doen.” Na dit gesprek liepen we weer naar binnen waar de rest van de groep het avondeten aan het voorbereiden was.
In de weken hierna voelde ik me weer een beetje herstellen van alle ellende en ik kreeg het gevoel van vertrouwen in René weer een beetje terug, de angst raakte enigszins op de achtergrond. De afgrijselijke en agressieve gesprekken over mijn onzedige gedrag werden minder afgezien van een enkele toespeling af en toe maar inmiddels werd dat wat meer in een geintje verpakt, zo van: “Weet je nog Lin, hoe jij dat toen deed met Joris…beetje dom hè…”. En ik lachte dan schamper uit onzekerheid en lichte angst dat hij alsnog boos zou worden hierover. Ik merkte dat die tijd gelukkig voorbij was.
Op een woensdagavond was niet ik maar een andere vrouw van onze groep het doelwit van Renés’ toorn. Zij zou gegeild hebben op een van de jongens van de groep, ze zou ervoor gezorgd hebben dat die jongen gevoelens voor haar gekregen had. Ze was volgens René een slet. De hele avond ging het gesprek hierover en als groep moesten we ervoor zorgen dat zij het zou inzien dat haar gedrag echt alle perken te buiten ging. Ikzelf ging bijna dood vanbinnen, ik was ongelofelijk bang…had allemaal flashbacks over mijn periode met Joris en de gruwelijkheden die daar toen plaatsvonden. Ik was óók bang omdat het de bedoeling was dat we haar als groep zouden helpen en als je niks toevoegde aan dat gesprek betekende dat dat je zelf precies zo was en in mijn geval zou dat dus laten zien dat ik niks verbeterd was ten opzichte van die periode met Joris. Ik ging kapot van spanning en kon niks, ik was totaal bevroren. De avond verliep hoe langer hoe agressiever tot aan mishandeling toe omdat deze vrouw het niet toegaf dat ze dat gedaan had. Natuurlijk niet!! Want ze had niks misdaan…maar wisten wij veel toen. De zoveelste manipulatie van René. En ook hiervan waren we allemaal getuige en sterker nog, we gingen allemaal mee in zijn verhaal want René kon het zien. Wij twijfelden niet aan zijn integriteit, hij had gelijk, zoiezo. Zij was bezeten door het kwaad en wij moesten helpen om haar dat te laten inzien.
De vrijdag hierna ging het weer van lieverlee…exact hetzelfde gesprek, dezelfde gruwelijkheden…mishandeling van slaag met de hand tot en met een zweep gemaakt van een hondenriem. Echt, je kunt het je niet voorstellen… De gesprekken leken eindeloos te duren en steeds weer kwam hij erop terug, steeds weer moest zij dingen erkennen, steeds weer werd ze met haar rug tegen de muur gezet. En wij konden niks doen! We zaten als aan de grond genageld. Hij was een tiran geworden, een beest.
In zijn diepste woede keerde hij zich in de loop van de avond ook naar mij en zei: “En jij! Waarom hou jij de hele tijd je bek dicht, je was toch zogenaamd verbeterd?!” Ik, al rillend van angst in de stoel: “Ja René.” Hij: “Wat ja René?!! Je bent nog steeds zo’n grote hoer als toen met die klootzak. Je bent geen steek veranderd, goor wijf. Wat doe je hier eigenlijk? Als je niks fatsoenlijks te melden hebt dan rot je maar op. Nog liegen ook! Alsof ik niet weet dat je geen ruk verbeterd bent. Dat kun jij helemaal niet, daar heb je mij voor nodig! Nou, rot op, scheer je weg!” En ik ging.
De volgende dag kwamen we zoals altijd ook weer bij elkaar om 13.00 uur. Tijdens het eten werd ik gesommeerd aan de andere kant van de tafel te gaan zitten, uit zijn blikveld want hij walgde van mij. Ik hield me stil en wilde dat ik onzichtbaar zou zijn…ik voelde me afschuwelijk, doodsbang, kreeg geen hap door mijn keel.
Tijdens het opruimen van de eettafel raapte ik de moed bij elkaar om naar René toe te lopen en hem om hulp te vragen. Altijd weer vroeg je hem om hulp, want als je dat niet deed was dat zoiezo een teken dat je niks met je leven van plan was. En ik was dat wel, ik wilde genezen, ik wilde zo niet blijven. Hij zei: “Ik spreek je zo wel.”
Toen we in de kring zaten met z’n allen werd ik genegeerd. De gesprekken die hij voerde waren tegen iedereen behalve tegen mij. Op een gegeven moment probeerde ik het weer: “René, mag ik wat vragen?” Hij: “Wat zeg je, ik versta je niet.” En tegen iemand anders: “Kan die kut nu ineens ook al niet meer praten? Verstond jij haar?” “Ik denk dat ze bang is en onzeker en daarom zo zacht praat”, zei iemand. “Nou vertel op, wat zei je!” zei René. “Zou je me willen helpen?” vroeg ik. Waarop ik tot mijn grote opluchting een mild antwoord kreeg: “Ik spreek jou dadelijk onder vier ogen”. Pfieuw, ik kon achterover gaan zitten, ik was enigszins gerustgesteld, René zou mij gaan helpen.
Die middag in de auto. “Rij maar naar je huis, dan praten we daar.” Dus dat deed ik.
Niemand mocht ons zien, ik moest snel inparkeren en snel de gordijnen van mijn woonkamer dicht doen. Dat vond ik vreemd maar ik deed wat hij vroeg.
René: “Lin, je wil toch genezen hè?” Ik: “Ja, zeker!”
René: “Zo’n mooi en lief meisje als jij moet toch niet zo zijn zoals je bent vind je ook niet.” Ik: “Nee, klopt René, dat vind ik eigenlijk ook.”
René: “Ik weet wel dat je er niks aan kunt doen maar de harde opvoeding die ik je geef is voor jouw genezing, dat weet je toch wel hè?” Ik: “Ja, ik begrijp dat.”
René: “Weet je nog wat ik je voorstelde in de schuur?” Ik: “Ja.”
René: “Ik kan je genezen. Doe het maar met mij, heb seks met mij dan gaan je lichamelijke verlangens niet meer naar andere mannen toe. Zo leer je een trouw meisje te zijn.” Ik: “Uh, ja. Ik snap het.”
René: “Wil je dat Lin?” Ik: “Uh, ja, dan wil ik dat wel.”
René: “Geloof je mij?” Ik: “Ja, ik vertrouw jou René.”
En zo geschiedde.
Tot mijn grote walging weliswaar…zeker als ik erop terugkijk dan kan ik wel kotsen van hoe hij dit deed. Hoe hij mij in de loop der jaren, en zeker in de bovenstaande beschreven periode, zo gemanipuleerd heeft dat er geen sprake meer kon zijn van vrije wil. Ga maar zeggen dat dit vrije wil is. Maar, inderdaad, ik zei ja en geen nee. En waar zou ik nee tegen gezegd hebben dan: tegen mijn genezing. Want ik geloofde dat ik was zoals René zei dat ik was, dat ik ziek was en geen controle had over mijn lichamelijke neigingen naar mannen. Dus ja, ik wilde genezen en ja ik deed dat onder zijn voorwaarden.
Wat is dwang? Dat is de titel van aflevering 2 van de podcast ‘Een soort God’ van de Volkskrant. Als je bovenstaande leest, wat is dan jouw conclusie?
De afgelopen periode is natuurlijk behoorlijk intens geweest en ondanks dat het hoger beroep nog moet worden behandeld heb ik al behoorlijk wat van de last van me af kunnen schudden. Dat voelt goed, bevrijdend. Ik wens iedereen dat toe die in een soortgelijke situatie zit of heeft gezeten. Dat je vrij wordt van de gecreëerde gevangenis die onzichtbaar is als je daar midden in zit.
Dankjewel voor het lezen en meeleven.
Ik wens iedereen een prachtig 2022 toe, in licht en liefde en vrijheid!